Tweede Wereldoorlog: Kleine Huisjes in bezettingstijd
De beginperiode van de bezetting verliep nogal rustig, door de gemeente Kloosterburen werd in opdracht van de bezetter een distributiekantoor op gezet en bonnen uitgedeeld want vanaf dat moment was bijna alles op de bon. De bonnen konden worden opgehaald op dit distributiekantoor in Kloosterburen en Gradus Bottema (de latere postbode) werd bereid gevonden om voor de, mensen die hier moeite mee hadden, de bonnen op te halen dit werd zeer op prijs gesteld.
In de loop der tijd werd het er niet leuker op, de Duitsers werden steeds brutaler de bevolking ondervond er veel hinder van, zo werden er jonge mannen opgeroepen om zich te melden ook enkele van Kleine Huisjes waren de klos. Ze werden op transport gesteld naar industriegebieden in Duitsland om daar te werken voornamelijk in de omgeving van Hamburg en Hannover wie niet wilde dook onder. De Duitsers zinde dat niet en maakten jacht op de onderduikers door op gezette tijden razzia’s te houden, de onderduikers vluchten van hot naar her door de landerijen om een veilige plek te zoeken. Wij als kinderen werden hier zo veel mogelijk buiten gehouden, maar zagen soms de vreemdste dingen.
Zo zagen we mevrouw Feddema (de moeder van Wim en Jan) regelmatig op pad met haar kinderwagen in weer en wind soms in het halfdonker richting Kloosterburen gaan, pas veel later kregen wij te horen dat ze onderduikers vervoerde. Feddemaheerd kreeg regelmatig bezoek van de Duitsers maar dan waren de onderduikers alweer gevlogen. Ook op andere plaatsen deden zich dit soort taferelen voor.
De bevolking kwam in verzet de ondergrondse werd in het geheim opgezet mede door dokter Nikel Kruizinga onze toenmalige huisarts hij speelde hierin een belangrijke rol.
De bezetter kreeg hier lucht van en hebben toen een poging ondernomen hem te arresteren, maar ze hebben hem niet levend in handen gekregen, hij hield de eer aan zichzelf, heeft zichzelf vergiftigd. Hebben radio gevonden. Heel Kloosterburen bleef in shock achter bij het verlies van deze zeer geliefde huisarts.
Er werd door de Duitsers van alles gevorderd, onder anderen de fietsen moesten het ontgelden maar een oude damesfiets met houten banden die wij thuis hadden werd met rust gelaten. Ook de klokken uit de torens van Katholieke en Hervormde kerk in Kloosterburen werden door de Duitsers gestolen met het doel omgesmolten te worden voor oorlogstuig en munitie. De vier klokken van de katholieke kerk zijn nooit terug gekomen de ene klok van hervormde kerk is uiteindelijk teruggevonden en stond tijdens de jaarwisseling van 1945-1946 buiten voor de kerk, dit was een niet veilige plek voor rond zwalkende jeugd, met een voorhamer werd geprobeerd om 12 uur in de nacht 12 slagen te slaan maar geluid kwam er niet uit omdat de klok op de grond stond, een enorme barst was het gevolg een dure grap voor de daders die zich uiteindelijk later hebben gemeld. Al het geld moest omgewisseld worden koper nikkel en zilveren muntgeld moest ingeleverd worden daarvoor kwam zinken muntgeld terug maar naar verloop van tijd was het te vies om aan te pakken. De schaarste werd steeds nijpender, niet zozeer het voedsel maar vooral brandstof voor de kachels was nauwelijks nog voor handen, er werd op dat gebied veel gestolen zoals de palen die bij de zeedijk waren opgeslagen en bestemd waren voor de landaanwinningswerken.
De bevolking kreeg langzamerhand het gevoel dat het einde van de bezetting steeds dichterbij kwam, ook de bezetters hadden dat in de gaten en begonnen echt vervelend te doen, zo moest iedereen die een radio-ontvanger in zijn bezit had deze inleveren, ze waren bang dat er berichten over aanvallen of een op handen zijnde invasie bij het publiek bekend zou gaan worden. Niet iedereen gaf hier gehoor aan met het risico gearresteerd te worden als ze werden gesnapt. Deze clandestiene radioluisteraars luisterden met het oor bijna in het toestel naar radio Oranje die uitzendingen verzorgde vanuit Engeland en onder anderen mededelingen deed over de voorbereiding van een eventuele invasie, en ander nieuws.
Op het platteland had men geen gebrek aan voedsel vooral vlees had men volop bijna iedereen mestte een varken voor het vlees of geiten voor de melk en kippen zorgden voor de nodige eieren. De tuinen leverden groenten voor mens en dier. Bij de boeren was er tijdens het dorsen altijd wel wat graan te bietsen. Onderwijl diende zich de hongerwinter aan, vele stedelingen uit het westen van het land trokken via de afsluitdijk lopend naar het noorden van het land op zoek naar eten.
Ook in Kleine Huisjes kwamen drie broers Hartman terecht. Piet de jongste (10 jaar) van het stel werd opgevangen bij de familie van der Velde de beide anderen Pim en Eddy waren enkele jaren ouder en doken gelijk onder bang dat ze door de Duitsers opgepakt zouden worden. Ook vanuit Groningen trokken veel mensen naar het Hogeland op zoek naar eten. Er werden door sommigen mensen behoorlijk misbruik van gemaakt door woekerprijzen te vragen de zwartehandelaren waren er niet vies van.
Veel plezier hebben ze er niet van gehad want tijdens de geldsanering na de oorlog moest iedereen zijn geld
inleveren men kreeg een tientje terug om op nieuw te beginnen HET TIENTJE VAN LIEFTINCK deed zijn intrede.
Tegen het einde van de bezetting of liever gezegd van de oorlog werden er vanuit Engeland veel bombardementen uitgevoerd op diverse Duitse steden. De bommenwerpers navigeerden langs de kustlijn van de wadden naar de steden Hamburg, Hannover en Bremen waar vele Nederlandse jonge mannen voor de Duitsers in de fabrieken werkten enkelen van hen zijn hierbij omgekomen.
Een van de geallieerde vliegtuigen is door vijandig afweergeschut uit de lucht geschoten en in Molenrij achter de molen (die er toen nog stond) neergestort op de landerijen van boer Hegge. Hij was er als eerste bij en dacht de toegesnelde Duitsers van zijn land de kunnen weren maar de bezetter dacht daar anders over, hij kreeg een schop onder zijn kont en moest maken dat hij weg kwam.
Bij nader onderzoek bleek dat nog enkele niet ontplofte brisantbommen in het vliegtuig zaten. Deze werden er voorzichtig uitgehaald en op een boerenwagen tussen de strobalen geladen. Mijn vader werknemer van boer Hegge werd opgedragen de paarden ervoor te spannen en de gevaarlijke vracht achter in het veld te brengen daar werden ze gedumpt in het Riegstermaar.
Na de oorlog werden ze weer op zijn aanwijzing naar boven gehaald onschadelijk gemaakt en afgevoerd.
Deze verhalen werden gewoon bij ons aan de keukentafel verteld met de opmerking dat we dit aan niemand mochten doorvertellen er is ook nooit meer over gesproken, maar nu wordt het alsnog openbaar, als hij nog had geleefd zou hij er zeker vrede mee hebben gehad.
De Duitsers hadden goed in de gaten dat ze weinig kans hadden de oorlog nog te winnen. Ze verzonnen steeds iets nieuws om het geheel nog iets te rekken, zo werden er mensen die daartoe in staat waren opgeroepen om tankvallen te graven met het doel de opmars van de geallieerden te stuiten. In de omgeving van Warffum en Usquert zijn er veel van deze gaten gegraven in de volksmond noemde men dit putjes graven. Ook mijn vader is daar meerdere keren naar toe geweest soms op de fiets maar werden ook wel opgehaald met Duitse legerwagens. In de loop der tijd moest als het donker werd het licht worden uitgedaan de ramen moesten geblindeerd worden als verlichting gebruikte men olielampen dit alles om de bommenwerpers te misleiden. Toch heeft de bezetting ook wel iets goeds gebracht door de schaarste van bepaalde artikelen werd men creatief in het bedenken van alternatieven, zo maakte men stroop uit suikerbieten werd er olie geperst uit koolzaad als brandstof voor de olielampen. Het afval werd als brandstof in de kachel gestookt dit leverde nogal wat stank op. Ook verbouwde men tabak voor eigen gebruik.
Huisslachting van de zelf gemeste varkens kwam veelvuldig voor. Als voedsel kwam er vaak meelkost op tafel zoals pannenkoeken, pofferd en klont regelmatig afgewisseld met peulvruchten, snert en gewone boerenkost. Zo zijn wij de hongerwinter doorgekomen en gingen we ons langzamerhand opmaken voor de bevrijding. Het zuiden van het land was grotendeels al bevrijd nu het noorden nog.
Pofferd
Eindelijk kwamen de geallieerden met hun voertuigen vanuit Groningen Kloosterburen binnen.
Op een van deze voertuigen had Sjors Scholtens de zoon van de toenmalige burgermeester van Kloosterburen plaats genomen, hij had zich in de oorlog bij de ondergrondse aangesloten.
Tijdens de invasie is hij bij de bevrijders opgestapt en heeft meegewerkt aan de bevrijding van Nederland. Voor de bevolking was het een hele opluchting dat men eindelijk de zo gemiste vrijheid terug had, maar voor de jeugd kwam er gek genoeg een einde aan een avontuurlijke periode en maakte plaats voor weer een normaal leven.